Zomaar een zaterdag

Mijn Lief ligt nog te slapen. Ook Oudste en Jongste zijn nog niet beneden geweest. Het is stil in huis. Maar ik weet dat het vol leven is, met boven in elk bed iemand waar ik zielsveel van houd.

Ik heb wat moestuintjeplantjes verpot, thee gezet, het Volkskrantmagazine gelezen, de kat geaaid.

Het zou zo maar elke zaterdagochtend kunnen zijn van bijvoorbeeld drie jaar geleden.

Alsof Oudste niet het huis uit is gegaan vorig jaar augustus en studiefinanciering krijgt (“Het geld van Ome Duo is weer binnen mam!”) in plaats van zak- en kleedgeld.

Alsof Lief niet opeens in een ambulance lag afgelopen dinsdag omdat zijn linkerlong volledig ingeklapt was  (dat schijnt dus zomaar spontaan te kunnen gebeuren, vooral bij jonge lange slanke mannen, wat hij dan zelf wel een bevestiging vond van zijn best nog jong en slank zijn).

Alsof Jongste niet al bijna 17 is en gisteren een proefrijles had (“Ik mocht ook gewoon op de snelweg rijden!”).

Alsof ik niet vorig weekend mijn eerste vaccinatieprik kreeg.

Het zou zo maar een paar jaar geleden kunnen zijn. Zelfde mensen. Zelfde huis. Zelfde krant, zelfde tafel.

Maar er loopt een andere kat rond.  En woorden als lockdown, quarantaine, mondkapje, zoommeeting en anderhalvemetersamenleving zijn opeens net zo normaal als tuinpad, pindakaas en bibliotheek. Familieleden en vrienden al maanden niet gekust of omarmd, of soms gewoon niet eens in real life gezien. Zorgen om besmettingen, gesloten scholen, online colleges, verjaardagen en andere feesten die niet worden gevierd zoals we ooit bedacht hadden dat we ze zouden vieren, geplande reizen die nooit zijn gemaakt.

Het is 2021. En het is zoals het is. Niet het jaar waarop we gehoopt hadden. Maar boven slapen mijn liefsten. En straks zet ik een nieuwe pot thee, pel een sinaasappel uit de fruitmand die Lief kreeg thuisgestuurd van attente vrienden, knuffel de kat en geef mijn moestuinplantjes nog maar weer eens wat water. Dan is het bijna alsof er niets aan de hand is. Voor even gewoon domweg gelukkig in de Julianastraat. En het is niet eens een miezerige ochtend.

Landen op Mars

 

Mijn overgrootvader geloofde er niets van. Mensen op de maan? Wat een onzin. Dat er mensen op de maan zouden zijn geland en zelfs op de maan zouden hebben gelopen, dat was volgens hem niet waar. Nep. Mijn overgrootvader wist al van het bestaan van fake news toen de term fake nieuws nog niet eens was uitgevonden.

Mijn overgrootvader bleef het tot aan zijn dood volhouden: een echt ruimteschip en ruimtepakken waarmee astronauten naar de maan konden gaan en daar konden rondlopen, dat was ook niet uitgevonden. De beelden van de maanlanding en de astronauten op het maanoppervlak waren volgens hem allemaal gefilmd in een studio. Gewoon hier op aarde.

Ik moest er altijd een beetje om lachen. Maar sinds ik de opnames van de Perseverance Rover op Mars zag, snap ik hem wel een beetje. Die marslanding van nu is toch een beetje te vergelijken met de maanlanding van toen. Het is toch eigenlijk ook te absurd voor woorden. En bijna niet voor te stellen. Dat “we” helemaal naar Mars kunnen vliegen. En dat we dan ook nog eens video-opnamen kunnen zien die gemaakt zijn op Mars. Ik bedoel, midden op de Veluwe is er soms nog helemaal geen bereik met je mobiele telefoon, maar vanaf Mars worden gewoon filmpjes naar de aarde verzonden.

Het lijkt eigenlijk best op een woestijn, dat Mars-oppervlakte. De beelden zouden best op aarde kunnen zijn gefilmd. Of gewoon helemaal digitaal zijn gemaakt. Als zelfs deepfake-video’s bestaan, dan kun je ook wel een stukje Mars verzinnen op beeld.

Mars staat gemiddeld 225 miljoen kilometer bij de aarde vandaan. Okay, in het meest gunstige geval is Mars maar 60 miljoen kilometer bij ons vandaan (en in het slechtste geval 400 miljoen), dat is al stukken dichterbij. Maar dan nog. 60 miljoen kilometer. Het is een immens eind. Zelfs al zijn we er aan gewend dat je tegenwoordig (nou ja, pré-corona) de hele wereld over kunt vliegen en dat er hoge snelheidstreinen zijn.

Misschien was in 1969 de 400.000 kilometer naar de maan gevoelsmatig voor mijn overgrootvader wel hetzelfde als 60 miljoen kilometer naar Mars nu voor mij voelt. Dus met terugwerkende kracht; ik begrijp je overgrootopa. Het is ook gewoon amper voor te stellen. Dus dat je het niet voor kunt stellen, zo’n maanlanding, dat is eigenlijk best logisch.  Ik heb soms het gevoel dat ik nog niet eens op aarde ben geland. Maar dat is weer een heel ander verhaal.

 

 

Chipstekort

Terwijl ik stond te koken, had ik de i-pad op de hoek van het aanrecht staan en luisterde ik via de NPO-app naar het zes-uur-journaal. Er was een chipstekort, hoorde ik.  Verbaasd keek ik op van de snijplank. Een chipstekort? Hoe dan? Laatst had ik nog een reportage gezien waarin werd verteld dat de boeren hun aardappeloogst niet kwijt konden omdat er te weinig patat/frites (lees maar het woord waar jij voor kiest!) werd gegeten nu alle restaurants en voetbalkantines al weken gesloten bleken door de Corona-maatregelen. En nu was er opeens een chipstekort???

Pas toen ik het bijbehorende plaatje ij beeld zag en verder luisterde naar het verhaal bleek maar weer eens waar mijn focus in het leven ligt. Het ging niet over paprika- of naturel chips, maar over computerchips. Daar is een tekort van. En doordat er te weinig computerchips zijn, door te grote vraag naar  electronica waarin die chips een centrale rol speelt, kunnen allerlei producten niet geleverd worden. Waarschijnlijk denken jullie bij een tekort aan chips wèl gelijk aan iets technologisch? Ik niet. Ik denk dus blijkbaar bij alles meteen aan eten. Je bent wat je denkt. Maar om het hipper te laten klinken, noem ik mezelf vanaf nu gewoon een foodie.

Ik stopte in plaats van een chipje maar een cherrytomaatje in mijn mond. En vroeg me af of een CV-ketel eigenlijk ook een computerchip nodig heeft. Want dan kon het nog wel eens lang gaan duren voordat onze haperende ketel vervangen ging worden. Gelukkig wordt het bijna lente, is de vrieskou voorbij en ligt er een zak paprikachips in de voorraadkast. Ons krijgen ze niet!!

 

Hallo

Als ik tegenwoordig buiten wandel, zeg ik iedereen gedag. Bewust en vooral de alleenlopende wandelaars die ik tegenkom.  De enkelingen dus, zij die in hun eentje op stap zijn. Omdat ik steeds denk “Misschien woont die persoon wel alleen en spreken ze door de lockdown bijna niemand meer en ben ik vandaag de eerste met wie ze echt contact hebben”. Dus glimlach ik naar iedereen, maak oogcontact en zeg iets als Hallo of Goedemiddag.  Ik probeer vriendelijkheid uit te stralen naar alle tegenliggers die ik tijdens mijn wandelingen tref.  Ook naar echtparen hoor. Ik maak verder namelijk geen onderscheid in mijn gedag zeggen.

Al besefte ik  vandaag opeens wel dat die echtparen misschien wel precies hetzelfde denken over mij. Dat ik misschien wel een eenzame alleenstaande ben. En is dat de reden dat zij mij gedag zeggen.

 

20210101_150223

Positief

Eigenlijk ben ik nu banger voor dat virus dan tijdens de eerste lockdown. Stomme Corona.

Zelf kreeg ik gelukkig steeds een negatieve uitslag als ik moest testen vanwege klachten, werk of een melding van de Coronamelder-app. Maar nu hebben een paar mensen die ik lief heb een positieve uitslag gekregen. En dat brengt toch zorgen met zich mee.

Die zorgen waren er al eerder. Voor hetkindaanhuis (de dochter van de buurvrienden om de hoek), een vriend in Amsterdam, het gezin van een vriendin, de kinderen van andere vriendinnen en de buren van een paar huizen  verderop.  Kende ik in de eerste lockdown nog helemaal niemand die besmet was (of, misschien wel beter gezegd: toen wisten we misschien niet dat iemand besmet was), nu komt het allemaal (soms letterlijk), steeds dichterbij.

Ik kan niet veel meer doen dan kaartjes of fruitmanden sturen, iets lekkers afgeven bij de voordeur of een tijdschrift door de brievenbus gooien. En zorgen maken heeft eigenlijk ook helemaal geen zin. Dat weet ik best.

Maar het is januari. Winterdipmaand bij uitstek. Die is al moeilijk zonder lockdown, laat staan met Corona-zorgen.

Dus duim gerust even mee, dat het bij iedereen die jou en mij lief is en die besmet is gewoon bij heftige griepverschijnselen blijft. En dat we over een paar maanden allemaal gevaccineerd zijn en ons net wat minder zorgen hoeven te maken. Dan probeer ik tegelijkertijd negatief te blijven, maar positief te denken.

Wat ik mis

Wat ik mis zijn de kleine dingen.

Mijn ouders knuffelen.

Met een groep vrienden borrelen in de kroeg. Ook al drink ik niet eens.

Dat de buurvrienden en hun kinderen komen eten en dan aanschuiven aan de lange eettafel.

Een huilende vriendin troosten door een arm om haar heen te slaan.

Naar het theater gaan. En dan na afloop van de voorstelling napraten over het theaterstuk en het leven in het algemeen.

Hard lachen met de vrouwen van de leesclub. Of onbevangen en zonder afstand lekker improviseren met de meiden van theatergroep Op Woensdag.

Een wereld zonder Coronamaatregelen en de bijbehorende beperkingen voor mijn kinderen.

Iedereen die ik vanaf maart niet in real life heb gezien weer eens in real life zien.

Kleine dingen die ik tien maanden geleden allemaal heel gewoon vond. En die nu groot en belangrijk blijken te zijn. Nu het niet meer kan of het er niet meer is.

Ik mis ze. Ik mis het allemaal. Terwijl ik tegelijkertijd blij ben met alles wat ik wel heb (een huis, een baan en inkomen, een auto waar ik mee op pad kan (naar wat nog wel mag), een goedgevulde boekenkast, werkend internet en een Netflix abonnement bijvoorbeeld) en vooral met wie ik nog wel heb (mijn gezin, familie, vrienden, jullie); ik hoefde van niemand afscheid te nemen. Ik besefte meer dan ooit wat voor gezegend mens ik was en nog steeds ben.

En ik weet

ik mis nu misschien van alles

maar

ooit zal ik missen

wat (wie) ik nu allemaal juist heb.

20201225_155906